Toen de bib nog bibliotheek mocht heten

NIemand zei bib, maar goddank gewoon bibliotheek.
Elke week ging ik met mijn vader naar de oude bibliotheek aan de Gentse Ottogracht. De jeugafdeling lag achterin het gebouw. Van zelf snuisteren, kiezen en proeven tussen de rekken was geen sprake. Ik mocht bibliotheek ottograchtaan een kleine balie, die meer weg had van een deuropening met toog, op een lijst aankruisen welke boeken ik graag wilde lezen. Een dame ging de boeken voor me halen. Het had iets geheimzinnigs, zo’n groot verboden domein vol boeken. Iets onweerstaanbaar aantrekkelijks ook. Terwijl ik thuis mijn leeshonger stilde, voelde ik hoe het nooit genoeg zou zijn.
De geheimzinnigheid piekte toen ik te oud werd voor de jeugafdeling, en naar de grotemensenbibliotheek doorverwezen werd. Daar liep een oude gebogen man in een nevel van stilte en traagheid van balie naar boeken en terug. Hij zei alleen het hoogstnoodzakelijke, maakte enkel oogcontact als het echt moest. Het was Johan Daisne, fluisterde mijn vader me in, ofte Herman Thiery, zoals hij in de huid van hoofdbibliothecaris heette.
Johan-DaisneDe boekenlijsten waren streng, er bestond een strikte opdeling tussen boeken die ik als veertienjarige wél en niét mocht lezen. Lastig dat de boeken die ik niet mocht lezen, zoveel interessanter leken. Van zodra ik dat mocht, verslond ik de verboden boeken. En raakte beurtelings verhit en ontgoocheld. Het ‘ochot, was het dat maar’-gevoel stak geregeld de kop op, en ik besefte dat ruimdenkende ouders als de mijne niet de regel waren.
Af en toe vielen ze me tegen, die schrijvers van volwassen romans. Ik had vaak heimwee naar de jeugdliteratuur, maar durfde niet op mijn stappen terug te keren. Stel je voor dat ze zouden denken dat ik kinderachtig was. Of dom.
Mijn gêne heb ik intussen allang overwonnen. Nu nog mijn ergernis. Omdat jeugboeken schrijven nog steeds te vaak beschouwd wordt als een hobby voor wie het echte werk – romans voor volwassenen schrijven – nog niet aankan. Maar dat is een oud verhaal, en ik wil niet al te hard zeuren. Alleen een beetje prikkelen. Trekken, aanvuren. Met vriendelijke aandrang gillen: ‘Lees dan!’
Maar ook weer niet te lang. Ik wil geen kruisvaarder zijn.
Trek uw plan.