‘Ik verlang naar tederheid’

Hoe gaat dat, rouwen om de dood van een levenslange geliefde? En is er daarna nog ruimte voor een andere, nieuwe liefde? Actrice Chris Lomme laat in haar ziel kijken.

Ze oogt stralend en energiek. 76 is Chris Lomme inmiddels, maar dat is haar niet aan te zien. En ze heeft het druk-druk-druk. Teksten instuderen, vrijwilligerswerk in een dagcentrum voor palliatieve zorg, en dan komt er in februari nog eens een film uit: ‘Achter de wolken’, geregisseerd door Cecilia Verheyden.

chris lommeDe film, gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Michael De Cock, gaat over twee vroegere geliefden – Emma (Chris Lomme) en Gerard (Jo De Meyere) – die elkaar na 50 jaar weer ontmoeten. Bij de film hoort nu ook een boek met de toneeltekst en filmfoto’s. En het moet gezegd: het is een bijzonder pakkend verhaal. Of om het met de woorden van de schrijver zelf te zeggen: het is ‘het verhaal van de allerlaatste liefde, beleefd met de intensiteit van de eerste. Zo intens, dat ze begeestert en gelukkig maakt,  zo overweldigend dat we er allemaal een beetje bang van zijn, maar dat we er allemaal zo naar verlangen.’

De inspiratie voor zijn stuk vond Michael De Kock in de openhartige gesprekken die hij met zijn hoofdrolspelers voerde. Want niemand kan het verlies van een partner zo goed beschrijven als diegene die het zelf heeft meegemaakt. Jo De Meyere werd in 2003 weduwnaar, en in 2009 overleed acteerlegende Nand Buyl, de man van Chris Lomme.

Hoe uitte het verdriet zich bij u?

‘Ik had het voortdurend koud. Lichamelijk koud. Ik denk dat het vooral een gemis aan tederheid, aan fysieke warmte was. Alleen naar bed gaan, terwijl je zo graag iemand wilt vastpakken om het weer warm te krijgen. In de film gaan Emma en Gerard al heel snel na de dood van Emma’s man met elkaar naar bed. Mensen begrijpen zoiets niet. Dat je meteen na de dood van je man wilt neuken. Dat heeft vaak niets met verliefdheid te maken. Ik denk dat je voor jezelf wil bewijzen dat je nog steeds een vrouw bent. Maar na Nand heb ik vrijwel nooit meer een man gehad.’

Hoe komt dat?

‘Ik wil geen andere man in zijn bed.’

En als het een ander bed zou zijn?

‘Ik wil het niet thuis. Ik ben nochtans verhuisd intussen. Maar ik wil het niet. Het is iets onnozels, ik heb er geen verklaring voor.’

Zou u nog verliefd kunnen worden?

‘Ik ben het in ieder geval nooit meer geweest. Je wordt nu eenmaal minder snel verliefd naarmate je ouder wordt. Weet je, ik ben zo vaak verliefd geweest in mijn leven (lacht). Nand en ik hadden een zeer vrij huwelijk. Misschien is het gewoon wel op. Van iemand houden daarentegen, dat valt me helemaal niet moeilijk. Ik heb een paar goede vrienden en in één van hen zie ik… enfin, laten we zeggen: de vriendschap is zeer groot. En als er iets meer van komt dan zal het vriendschap met een extra zijn. Ik zie me in ieder geval nooit meer met een man samenleven.’

Ik moest glimlachen toen u me aan de telefoon zei: ‘Ik ben het nu wel beu me naar de wil van een vent te schikken.’ Speelt dat mee?

‘(lacht) Ik denk dat wij gemaakt zijn om te zorgen. Ik kan in ieder geval niet anders. De pest is dat je af en toe vindt dat je dat beter niet zou doen. Maar het is sterker dan mezelf. Ik denk dat het eigen is aan de vrouw. Ondanks het feit dat ik niet bepaald een huiselijk type ben, heb ik me altijd als een dienstbare geisha gedragen bij Nand. Ik kookte graag, hield het huis altijd in orde, maakte het hem graag naar de zin.’

Loopt de mogelijkheid verliefd te worden parallel met het libido, of speelt er iets anders?

‘Vroeger hing dat nauwer samen. Toen zou ik gezegd hebben: ik verlang naar seks. Nu verlang ik naar tederheid, naar intimiteit. Naar koesteren. Waarom heeft een lichaam het soms koud? Omdat het wil aangeraakt worden. Ik zie het ook in de palliatieve zorg: mensen hebben altijd weer behoefte aan strelen, handen vastpakken, kussen. We zijn zo weinig lichamelijk in onze samenleving. Oude mensen worden bijvoorbeeld veel te weinig aangeraakt. Dat is niet goed, zeker als je weet dat een lichaam kouder wordt naarmate je ouder wordt. En al helemaal wanneer je erg ziek bent.’

Is dat voor u ook een vorm van liefde geven, lichamelijke warmte geven aan mensen die terminaal ziek zijn?

‘Jazeker! Ik doe dat graag. Ik ben van nature nogal tactiel ingesteld. Mensen aanraken is voor mij vanzelfsprekend.’

Is liefde geven fijner dan liefde krijgen?

‘Natuurlijk. Aan een man moet je soms vragen ‘zie je mij nog wel graag?’ Een vrouw zegt dat veel sneller. Maar behalve tederheid, mis ik ook andere dingen. Iemand om samen mee op reis te gaan bijvoorbeeld. Dat vond ik toch altijd zo fijn. Nand leefde in de valiezen, was altijd klaar om te vertrekken. We hebben ook nooit een eigen huis gehad. Ach, er is zoveel dat ik nog wil zien. Het binnenland van Corsica is subliem, daar wil ik terug naartoe. Met die ene vriend ga ik binnenkort misschien wel een reisje maken. Maar die eerste keer moet het kort, dat heb ik hem gezegd. Ik ben er nog niet helemaal klaar voor. Ik ben ook een oud wijf, hé.’

Die indruk geeft u helemaal niet, maar de cijfers zijn er natuurlijk.

‘Daar is niets aan te doen. En ik heb zo’n druk leven bovendien. Mannen kunnen dat ook al niet verdragen.’

Speelt hier de klassieke angst voor de sterke, onafhankelijke vrouw?

‘Die speelt zeker mee. Privé ben ik nochtans veel zachter dan in mijn werk. Een geisha dus. Maar misschien was ik dat alleen maar voor mijn man, misschien was dat wel uniek.’

Neemt de rationaliteit toe met de leeftijd, zit die in de weg?

‘Eigenlijk niet. Ik ben een gevoelsmens. Ik redeneer achteraf pas (lacht). Dat is niet altijd goed, dat weet ik ook wel. Al ben ik soms sterk op mijn hoede: ik ontmoet namelijk veel mensen die azen op mijn bekendheid. En dat is een ras dat ik mijd als de pest. Ik voel dat trouwens direct. Welgeteld twee keer ben ik toch even in de val getrapt. Het werd al snel duidelijk toen ik samen met de man in kwestie over de rode loper liep. Zijn houding… Ik wist meteen: die neem ik nooit meer mee. Ik heb voor mezelf een voorwaarde gesteld: ik neem alleen nog echte vrienden mee naar de rode loper.’

Doet romantiek u nog iets? Kan een passioneel liefdesverhaal u bijvoorbeeld nog meeslepen?

‘Ja, maar ik lees dat soort verhalen niet meer. Ik heb indertijd ‘Madame Bovary’ van Gustave Flaubert gelezen. En ‘Zout op mijn huid’ van Benoîte Groult. Dat laatste is een fascinerend verhaal, maar het heeft me nooit echt geraakt. En Madame Bovary, die zo verliefd is op de liefde: dat vind ik gevaarlijk. Dat type mensen is vaak niet in staat om verder te gaan in de liefde. Van zodra er compromissen moeten gesloten worden, is het alweer kapot. Aan echte liefde komen die niet eens toe. Houden van is een superlatief van verliefdheid. Want laten we wel wezen: verliefdheid is egoïstisch. En het gaat over., terwijl houden van eindeloos kan blijven duren. Ik hield ontzettend veel van mijn man, dat is een gevoel dat het zelf overstijgt. Het mag ook niet overgaan. Ik heb veel stommiteiten begaan in mijn leven, maar ik zou mijn vent nooit in de steek gelaten hebben. Never! Dat was zo’n schone mens.’

Hij heeft wellicht ook veel van u gehouden.

‘O ja, hij was er altijd voor mij. Dat is zo moeilijk vervangbaar. En zoveel tijd heb ik niet meer om weer zoiets op te bouwen. Dat doe je niet op één jaar.’

Bent u daarmee bezig, dat de tijd korter wordt?

‘Och, ik zeg dat nu wel terloops, maar eigenlijk ben ik daar totaal niet mee bezig. Ik ben bezig met mensen, met mooie teksten. Ik ben niet bezig met mezelf.’

Bent u ooit bang om alleen oud te worden? Al bent u wellicht niet echt alleen.

‘Jawel, ik ben altijd alleen. En dan?’

Wel en niet alleen. Er zijn toch de vrienden?

‘Ja, maar eenzaamheid is er ook. Zelfs samen met mijn man was ik soms eenzaam. En dat is toch helemaal niet erg? Een plantaardig leven interesseert mij niet. Je moet af en toe ongelukkig zijn om gelukkig te kunnen zijn, ja toch? En goh, ik ben een echte Dr Jekyll versus Mr Hyde (laat haar hand in golvende beweging op en neer gaan). Er zijn putten die pijn doen, dagen waarop ik diep ongelukkig ben. Ik heb dat altijd gehad, als kind al. Maar één ding heb ik geleerd: morgen zal het wel beter gaan. En dat is ook altijd zo. Positief denken is de redding. En humor! Jezelf kunnen uitlachen is heel belangrijk.
(mijmerend) Ik ben wel wreed gecharmeerd door wat ze over mij zeggen en schrijven de laatste jaren. Wauw, dat streelt mijn ijdelheid.’

Hoopgevend toch, want je hoort zo vaak dat je niet meer meetelt als ouder wordende vrouw?

‘Bij mij is het andersom. Ik heb nooit zoveel aandacht gekregen als de laatste tijd. Maar dat geeft ook druk. Ik hoor soms van vrouwen dat ze mij als een voorbeeld zien. Het feit dat ik nog steeds zo actief ben, om maar iets te noemen. Maar dat zit in de genen, ik heb er geen verdienste aan. Ik ben geboren met die kracht. Ik zou het niet kunnen: in mijn eentje zitten kniezen en niets ondernemen. Een dag lang, ja. Maar dan spreek ik mezelf weer streng toe: komaan, tut! Maar soms kan ik ook echt genieten van het alleen zijn. Die voortdurende druk om te communiceren wordt me weleens te veel. Ik ben een publiek figuur, en overal waar ik ga en sta zijn er mensen. Altijd maar mensen. Af en toe moet ik me thuis kunnen terugtrekken, in alle rust. Niet moeten babbelen, niet moeten zeggen wat ik denk: oef.’

Vindt u eigenliefde belangrijk? Jezelf graag zien?

‘Ik vond mezelf absoluut niet mooi toen ik jong was. Ik was het nochtans wel (lacht). Mijn vader zei altijd dat ik de knieën van een voetballer had, en mijn figuur was – vonden ze – ook niet vrouwelijk genoeg. Ik ben sportief gebouwd, en in die tijd was dat absoluut niet ‘in’. Mijn oudste zus daarentegen, dat was een echt wijveke, met haar zwart haar en blauwe ogen. Het tij is gekeerd toen ik al een eind in de dertig was en in Nederland werkte. Er was ‘Vlimmen’ geweest, en ‘Stille liefde’. Ze hadden foto’s gemaakt van mij, en toen ik ze bekeek dacht ik: maar allez, wat heb ik toch al die tijd gedacht? Ik ben eigenlijk wel schoon (lacht). Mooi zijn zit ook van binnen, hé. Waarom vinden ze mij mooi? Ben ik mooi volgens de regels? Helemaal niet! Maar als je iets hebt… (zoekt de woorden)’

Als je sprankelt?

‘Ja, maar ook: ik wil er niet ongelukkig uitzien. Ik zou me doodschamen. Sommigen zien dat als komedie, maar neen: het is een vorm van respect. Na de dood van mijn man was ik kapot, uiteraard. Ik heb toen ongelooflijk veel hulp van vrienden gehad, ben nooit alleen geweest. Maar ik wilde geen medelijden, geen beklag, geen flauwekul. Daar reageerde ik meteen op. Ik huilde liever in mijn eentje. Zelfs bij vrienden heb ik zelden mijn tranen de vrije loop gelaten. Je sterk houden, helpt veel beter dan je laten gaan in je verdriet. Enfin, ik heb het nooit anders gedaan. Het is mijn manier van zijn. Ik heb natuurlijk een uitlaatklep op de scène. Acteren is therapie. Ook voor het publiek, hoor. Als ze je komen vertellen dat bepaalde dingen zo herkenbaar zijn, als ze gepakt, ontroerd zijn. Maar ook hierin blijf ik nuchter: op scène bleit ik niet. Dat maakt het des te intenser. Het huilen reserveer ik liever voor andere dingen. Bij muziek die me raakt, durf ik me al eens te laten gaan.’

Helpt dat, het verdriet sublimeren? De tranen alleen toelaten bij mooie dingen?

‘Ja, want dan mag het. Huilen om dingen die je deugd doen, is verstandiger dan huilen om jezelf. Als je alleen maar aan je eigen ellende denkt, dan wordt het sentimenteel. Bij het acteren wil de dingen universeel maken. Op die manier til je ze naar een hoger niveau. Laat mij maar huilen om wat mooi is. Muziek, kunst. En de zee.’

Achter-de-wolken

(begin 2016  verschenen in Davidsfonds Cultuurmagazine)

En ze leven nog lang en gelukkig (of: de nieuwe valkuilen van de liefde)

Liefde en leed is van alle tijden. Net als de drang om ons te verbinden. Maar meer relaties dan ooit lopen stuk. Hoe komt dat? Drie deskundigen vertellen over valkuilen, prioriteiten, snelheid, vertrouwen. En over liefde en geluk natuurlijk. Want van pessimisme willen ze niet horen.

her-trailer-spike-jonzeEen tijdje terug liep een van de meest verrassende en ongewone liefdesfilms van de afgelopen jaren in de zalen: ‘Her’. Het verhaal speelt zich in de niet eens zo verre toekomst af. Theodore (Joaquin Phoenix) is een eenzame man, die worstelt met een echtscheiding. Hij besluit zich een OS1 aan te schaffen, het allereerste intelligente besturingssysteem ter wereld. Een systeem dat niet alleen intelligent is, maar ook een eigen bewustzijn heeft. Theodore’s OS1 wordt gepersonaliseerd als vrouw: Samantha (de stem van Scarlett Johansson). Beetje bij beetje worden Theodore en Samantha op elkaar verliefd. Dat mag bizar klinken, maar het geleidelijke ontwaken van hun gevoelens voor elkaar wordt zo ontroerend en universeel herkenbaar in beeld gebracht dat je het hele verhaal vanzelf gaat geloven. Wanneer de prille liefde strandt op de onmogelijkheid hun twee werelden te verenigen, kan de toeschouwer niet anders dan meevoelen met de pijn van Theodore.

Liefdespijn is van alle tijden, zeldzaam – en in zekere zin te beklagen – zijn zij die het nooit meegemaakt hebben. Maar hoe universeel liefde als gevoel ook mag zijn, de praktische vertaling ervan – de relatie tussen twee mensen – is dat veel minder. Of zoals professor en psychiater Dirk De Wachter zegt: ‘Liefde is altijd problematisch geweest, dat is niet nieuw. Ook leed is niet nieuw. Het heeft altijd bestaan. In het hypocriete tijdperk, vroeger dus, bleef het grotendeels binnenskamers. Maar nu moet alles hypertransparant zijn. Sommige mensen zetten zelfs hun ruzies op Facebook.’

Maar wat is er dan veranderd? Wat maakt dat relaties zoveel meer onder druk staan dan vijftig jaar geleden? Voor welke moderne relatiedoders moeten we beducht zijn?

‘Allemaal de schuld van het feminisme!’ hoorde ik een oudere man onlangs schamperen. Want vrouwen nemen geen genoegen meer met de rol van liefhebbende echtgenote en moeder alleen. Want, denken we er tussen haakjes bij, vrouwen zijn ook veel minder economisch afhankelijk van hun mannen dan vroeger. Ze hoeven zich niet langer te laten gijzelen in een ongelukkig huwelijk, alleen maar omwille van de centen.

Rika PonnetHet is een voor de hand liggende bedenking, waar relatiedeskundige Rika Ponnet meteen nuance bij voorziet: ‘Dat verhaal over die arme ondergeschikte schaapjes van vrouwen is een eenzijdige kijk op de werkelijkheid. In de intimiteit van de gezinnen waren de rollen ook soms omgekeerd. Er waren bijzonder dominante vrouwen aan wie de man zijn volledige loon moest afgeven, waarna moeder de vrouw hem wat zakgeld gaf. De waarheid is dat ook mannen niet zomaar konden vertrekken. Je zult maar een zware fabrieksjob gehad hebben en zes kinderen voor wie moest gezorgd worden. Ook voor zulke mannen was weglopen geen optie.’

‘Het klopt dat we ons niet meer laten binden door economische afhankelijkheid,’ zegt Dirk De Wachter. ‘We hebben in deze tijd de luxe dat we onze partner kunnen verlaten. Het nadeel is dat er soms heel impulsief gereageerd wordt. En door die impulsiviteit veroorzaken we vaak veel leed. Ondanks alle mogelijkheden, ondanks alle materiële genot, slagen we er blijkbaar niet in content te zijn met wat er is. We hebben het nog nooit zo goed gehad, en tegelijk doen we het zélf helemaal niet goed. Pijnlijke echtscheidingen, die iedereen ongelukkig maken, ook de kinderen: ik zie ze jammer genoeg te vaak in mijn praktijk.

Facebook als spelbreker?

Het brengt Rika Ponnet meteen bij de drie grote domeinen waarop koppels elkaar bevechten. De domeinen die écht belangrijk zijn, en waarin ze elkaar in tijden van relatiecrisis pijn proberen te doen: geld, kinderen en seks. Seks tussen partners, maar ook seks die buiten de lijntjes kleurt: overspel. Net als liefde van alle tijden, jazeker. Alleen is het misschien iets makkelijker geworden.

Even graven in mijn eigen omgeving en ik denk meteen aan oude liefdes die weer opvlammen, oppervlakkig en op het eerste oog onschuldig geflirt dat uitmondt in een stomende affaire, en ten slotte een huwelijk dat op de klippen loopt wanneer een band met een volslagen onbekende de allures van een nieuwe liefde begint te krijgen. Het kanaal is het even gezellige als bijwijlen ergerlijke Facebook, waar wereldwijd inmiddels 1,35 miljard mensen gebruik van maken.

Rika Ponnet: ‘Facebook kan een spelbreker zijn, dat klopt. De Iphone soms ook. Als je van de twee uren die je samen op restaurant zit als koppel anderhalf uur met je Iphone bezig bent, dan is er iets mis. Lijfelijk aanwezig zijn, terwijl je hoofd elders zit: het lijkt me geen goed idee. Maar ik wil het internet niet problematiseren. Je kunt er op een goede en op een foute manier gebruik van maken. Wie dat wil, kan het als vluchtroute gebruiken. Maar de kanalen zeggen ons niets over het waarom van overspel. En aan de grond van de zaak is er in de loop van de jaren weinig veranderd. Bedrog is gemakkelijker geworden. Vroeger moest je er veel meer moeite voor doen. Maar de basis blijft: als de behoefte aan bedrog er niet is, dan doe je het niet, hoe gemakkelijk de kanalen er zich ook toe lenen.’

Ze illustreert haar verhaal met een anekdote over een gesprek dat ze met twee mannen had, los van elkaar. ‘De ene man was een weduwnaar, die een goed huwelijk achter de rug had. Hij vertelde me dat hij altijd wel naar vrouwen gekeken had, oog had voor hun schoonheid, maar dat hij ze tegelijk eerder als mensen zag dan als seksueel wezen. Toen zijn vrouw overleed, kostte het hem enige moeite om de knop om te draaien en vrouwen opnieuw als mogelijke partners te bekijken. De andere man was een stuk jonger, gescheiden, een flamboyant kunstzinnig type, iemand van wie je zou denken dat hij elke vrouw kan krijgen. Maar ook hij vertelde dat verhaal over hoe hij vrouwen als mensen bekeek, zolang hij in een relatie zat. Dat hield bij geen van beiden een moreel oordeel in, en ook ik wil daar geen oordeel over vellen. Je kunt alleen maar vaststellen dat sommigen dat van nature in zich hebben.’

Is het dan een kwestie van relatietalent?

‘Sommige mensen verliezen zich gemakkelijk op zijpaden, waardoor de relatie erodeert,’ zegt Rika Ponnet. ‘Een andere groep weet onbewust op welke manier ze hun eigen behoeften moeten afstemmen op die van de ander, wat ze moeten doen om een relatie goed te houden. Dat wel of niet zien, heeft vaak te maken met wat we van thuis uit meegekregen hebben.’

Let’s talk about sex

Sybille VannweehaegheWe hadden het al eerder over het effect van het feminisme, in de schampere woorden van de oudere man. Maar ook Sybille Vanweehaeghe, relatietherapeute en seksuologe, verwijst in haar verhaal naar een laat effect van datzelfde feminisme, waaraan we in wezen veel te danken hebben. Iets dat zich pas nu laat gevoelen onder jonge meisjes en vrouwen. ‘Voor het eerst merk ik dat achttienjarige meisjes het met elkaar in alle openheid over seks durven te hebben. Op zich is dat goed. Vroeger was praten over seks iets wat alleen jongens en mannen deden.’

Maar aan die nieuwe openheid onder jonge vrouwen zit een keerzijde. Een keerzijde, die meteen herinneringen oproept aan de populaire vrouwenreeks ‘Sex and the City’: Carrie Bradshaw en haar drie vriendinnen, die zich aflevering na aflevering vrolijk maken over hun tijdelijke minnaars. Het kleine pietje, de man die niet mag tongzoenen na orale seks, de jongen die al klaarkomt van zodra er vrouwenvingers in de buurt komen: ze moeten er allemaal aan geloven. Grappig en pittig in scène gezet, maar tegelijk o zo genadeloos.

sex and the citySybille Vanweehaeghe beaamt: ‘Jonge vrouwen zijn vandaag veel beter op de hoogte van wat allemaal mogelijk is, en verwachten dat een man goed is in bed. Dat gaat ver. De laatste tijd hoor ik bijvoorbeeld steeds vaker dat vrouwen het een breekpunt vinden als een man systematisch te vroeg klaarkomt. Vrouwen zijn eisender geworden op dat vlak. Het feit dat ze, veel meer dan vroeger, de seks in verschillende relaties kunnen vergelijken, speelt daarin natuurlijk een rol.’

Dat zo’n eisende vrouw voor een man niet altijd even fijn is, ligt voor de hand.

‘Onder therapeuten hebben wij het soms over ‘de castrerende vrouw’,’ zegt Sybille Vanweehaeghe. ‘Dat klinkt hard, maar het effect van die strenge eisen is ook hard. Je hoeft maar een paar keer op rij tegen een man te zeggen dat hij er niet veel van bakt in bed, en hij wordt dermate onzeker dat het op dat vlak écht helemaal mis dreigt te lopen.’

Te snel, te veel

Misschien is onze startpositie ook wel bepalend voor de slaagkansen van een relatie. En de druk die we om ons heen voelen. Toegegeven: van het meelijwekkende stigma van de oude vrijster mogen we dan wel verlost zijn en Knack Weekend mag de single in 2014 dan wel uitgeroepen hebben tot mens van het jaar, toch blijft het alleen-zijn vaak knagen. Mensen blijven de aloude drang voelen zich te verbinden met een ander wezen. Maar dat verbinden gebeurt soms halfhartig en zeer voorwaardelijk.

Rika Ponnet: ‘Sommige relaties kennen daardoor alleen al een moeilijke start. Neem nu het geval van een vrouw van 32, die het gevoel heeft dat ze, wil ze erbij horen, een partner moet nemen en kinderen krijgen. Van bij het begin knaagt de twijfel al aan haar, en dat zal ook doorschemeren in de manier waarop ze haar partner kiest: misschien valt ze daardoor op een man die moeite heeft om zich te binden.’

‘We willen te snel te veel, en dat zorgt soms voor problemen,’ vindt Sybille Vanweehaeghe. ‘Twee generaties geleden gingen we er nog vanuit dat de dingen tijd nodig hebben. Dat je na een scheiding of na het overlijden van je partner ruimte moest laten voor rouw en verwerking. Ik ga ervan uit dat je minimum twee jaar nodig hebt om het verlies van een partner te verwerken. Nu moet zelfs dat razendsnel gaan. De scheiding is vers, de kinderen liggen in bed, en daar lonken de datingsites met honderden potentiële nieuwe partners. En dan moet alles ineens snel gaan. Je gaat samen op café, en je taxeert elkaar meteen als mogelijke partner. Je groeit niet geleidelijk aan in de richting van een relatie, naarmate je elkaar beter leert kennen. Veel van de relaties die daaruit voortkomen, duren niet langer dan enkele maanden. Het valt veel mensen vaak moeilijker om zich, vanuit het mislukken van vorige relaties, ten volle te engageren.’

Prioriteitenlijstje

Snelheid is een woord dat wel vaker valt. We hebben te veel haast. Sybille Vanweehaeghe maakt het concreet met een verhaal over wat we misschien baksteenongeduld kunnen noemen. ‘Jonge mensen van vandaag zijn vrij materialistisch opgevoed. Huren wordt als nutteloos en als weggegooid geld gezien, je moet meteen een huis of appartement kunnen kopen. Maar dat betekent wel dat een heleboel jonge twintigers zich ‘vastzetten’, vaak al voordat ze een duurzame relatie hebben. Het maakt de dingen alweer een stuk ingewikkelder, want wie zal zijn eigen woonst willen opgeven op het moment dat ze dan toch iemand vinden waarmee ze verder willen? Ik zeg het graag tegen jonge mensen: wees toch eens geduldig, huur wat langer, neem je tijd om ontdekkingen te doen.’

Maar nog belangrijker dan de snelheid op zich, is misschien wel datgene wat eronder zit: de tijd die aan zoveel dingen opgaat, behalve aan de relatie. En daarin is er vooral bij de vrouwen iets veranderd.

‘Relaties stonden altijd hoog op het prioriteitenlijstje van vrouwen, terwijl dat bij mannen iets minder het geval was,’ stelt Rika Ponnet vast. ‘Intussen hebben de vrouwen relaties ook iets lager gerangschikt. Vrijheid is ons hoogste goed geworden. Maar in onze drang naar individuele vrijheid botsen we op de grenzen van wat gezond is voor ons.’

Het verhaal dat ze aansluitend ter illustratie vertelt, is wellicht zeer herkenbaar voor wie studerende kinderen heeft. ‘Vorige week sprak ik met een man over zijn 18-jarige dochter, die de kans kreeg om een jaar in het buitenland te verblijven. Het vriendje van dat meisje had het blijkbaar moeilijk met dat vooruitzicht, maar je kent het cliché dat iedereen dan weer bovenhaalt: ‘Ach, als je relatie goed genoeg is, dan overleeft ze dat wel.’ De jongen vroeg of hij af en toe bij die man mocht langsgaan, om de connectie met zijn dochter op die manier warm te houden, maar die vond dat een vreemd verzoek. Ik vond dat bijna pijnlijk om te horen. Welke boodschap geven we onze kinderen op die manier? Het valt me meer dan ooit op: wie het relationele zeer belangrijk vindt, wordt als zwak en afhankelijk bekeken. Ik vind dat een kwalijke trend. We moeten weer bereid zijn prioriteit te geven aan relaties.’

Ook Sybille Vanweehaeghe legt de vinger op dezelfde zere plek: ‘We maken te weinig tijd voor onze relaties. Maar blijkbaar lukt het wél om tijd vrij te maken voor de sportclub, voor één of andere vorm van engagement. De communicatie in relaties laat vaak te wensen over, en ook de seks gaat daar vroeg of laat onder lijden. En zeggen dat het zo heilzaam kan zijn. Seks als goedmakertje na ruzies werkt bijvoorbeeld echt. Het verzacht en relativeert veel.’

Privacydrang

Een goede relatie veronderstelt een respectvolle en open communicatie. Om open te durven communiceren, moeten we ons veilig voelen bij onze partner. En veilig kunnen we ons pas voelen als we elkaar vertrouwen. Maar ook daar is er een kaper op de kust, constateert Sybille Vanweehaeghe.

‘We staan vandaag sterk op onze privacy, ook op onze individuele privacy binnen een relatie. Dit is mijn Facebookaccount, het zijn mijn mails en het is mijn gsm. Dat mevrouw de bellende gsm van mijnheer even aanneemt, omdat hij op dat moment net staat te koken, lijkt me nochtans niet meer dan normaal. Het verbijstert me hoe vaak het dondert in de hoofden van de mensen, als ik ze zoiets vertel. Is het niet normaal dat zulke dingen moeten kunnen als je elkaar vertrouwt? De privacydrang is zo sterk dat hij het gevoel van verbondenheid in relaties soms ondermijnt.’

Privacy en vrijheid voor alles dus. Het is een behoefte die haaks lijkt te staan op onze verwachtingen. Want we willen liefst niet te veel geven, en toch behoorlijk veel krijgen.

Rika Ponnet: ‘Er worden soms flink hoge verwachtingen gekoesterd in relatieland. Wat we vroeger in relaties met verschillende mensen rondom ons zochten en vonden, willen we nu verenigd zien in die ene partner: seks, diepe vriendschap, economische veiligheid, leuke gesprekken en zoveel meer. Doordat vroeger onze verwachtingen lager waren, was de druk op relaties minder groot. Ons sociaal netwerk was sterker. Vandaag leven we veel meer sociaal geïsoleerd dan vroeger. Bij vrienden loop je niet zomaar naar binnen, je maakt een afspraak als je elkaar wil zien.’

Geboren om te verbinden

‘Het valt me op dat we tegenwoordig in economische termen spreken over een relatie,’ bedenkt Rika Ponnet. ‘We hebben een partner, we moeten investeren in onze relatie. Maar het is heus geen economische kracht die ons voortstuwt in het leven. We zijn geboren om ons te verbinden. Dat is de sterkste drijfveer van de mens, dat is de belangrijkste evolutionaire kracht. En toch blijft alles draaien rond onze zelfontplooiing. Vreemd genoeg zien we die zelfontplooiing zelden of nooit in de context van een relatie. Maar weet je, als we het dan toch in economische termen over een relatie moeten hebben, laten we het dan goed doen: we moeten ondernemers zijn in ons relationele leven. Geen enkele ondernemer zal aarzelend aan de start komen, bedenkingen maken als ‘oei, zal dit wel lukken?’ Een echte ondernemer beseft dat ondernemerschap inhoudt dat je risico’s moet durven te nemen. Hij zal zich helemaal geven, alles op alles zetten om zijn project te doen slagen.’

Meer liefde, meer geluk

Maken we er dan echt met zijn allen een boeltje van? Leven we in het tijdperk van de relationele knoeiers? Wel, neen. Er is reden tot optimisme, vinden onze drie deskundigen.

Sybille Vanweehaeghe ziet het tij keren, en dat reflecteert zich ook in tv-programma’s: ‘Een tijdlang zagen we redelijk exuberante dingen op de televisie als het over seks en relaties ging. Een programma als ‘Spuiten en slikken’ was niet bepaald doorsnee. Wie behoefte had rechttoe rechtaan informatie, bleef een beetje op zijn honger zitten. Maar dat is de laatste tijd aan het veranderen. Voor het eerst zie ik op Vlaamse zenders aandacht voor relaties en seksualiteit. Neem nu ‘Alle dagen seks’, waarin je ziet hoe een koppel dat het spoor bijster is geraakt naar elkaar door vrijen op commando een nieuwe taal vindt om met elkaar te communiceren. Stap voor stap, met intensieve coaching, proberen ze zo hun relatie opnieuw goed te krijgen.’

Rika Ponnet maakt de rekensom en stelt vast dat we nu meer kans hebben om in ons leven gelukkige relatiejaren te kennen dan vroeger, simpelweg omdat we een eind kunnen maken aan ongelukkige relaties. ‘Ik zie vandaag evenveel goede relaties als vroeger. Ik zie ook minder relaties die blijven duren. Want van al die koppels die vroeger bij elkaar bleven, was een deel doodongelukkig. Noem je zoiets een achteruitgang, of juist een vooruitgang? Laten we vooral wegblijven van het cultuurpessimisme.’

Dirk De WachterWe moeten heus niet terug naar hoe het vroeger was, toen ongelukkige relaties bleven duren en duren, vindt ook Dirk De Wachter. ‘Is deze tijd zo slecht? Ik geloof het niet. Maar we moeten wel de pijnpunten onder ogen zien. We zijn te sterk op onszelf teruggeplooid, mannen én vrouwen. We linken individueel geluk aan persoonlijk succes, en we verliezen daarbij de waarde van verbondenheid en gehechtheid uit het oog. Een stapje terugzetten voor een ander, voor je partner, is voor veel mensen een heel moeilijke oefening. Maar laten we ook dit niet uit het oog verliezen: vroeger waren relaties stabieler, maar dat betekent niet noodzakelijk dat er meer liefde was. Nu zijn relaties onstabieler, maar ze zijn gemiddeld wel liefdevoller.’

‘Mag ik ten slotte benadrukken dat ik niet pessimistisch ben? Ik zie steeds meer twintigers die hard hun best doen op relationeel vlak. Ze zien hoe het bij de generatie voor hen vaak fout gelopen is, en ze zijn bereid fris en onbevangen na te denken over hoe zij het anders en beter kunnen doen. De doelstelling moet niet zijn de duurtijd van een huwelijk re rekken. De enige doelstelling is een goed leven voor de mensen, kinderen inbegrepen. Beter leren omgaan met echtscheidingen maakt daar deel van uit. En opnieuw tijd maken voor elkaar, vooral dat.’

foto: Julia Xanthos
foto: Julia Xanthos

(verschenen in Feeling – april 2015)

Ik deug niet voor vrijblijvendheid

Drie jaar lang was ik single.
Drie jaar die afwisselend een schril en vrolijk contrast vormden met de dertig jaar waarin ik een relatie had. Drie boeiende jaren, waarin ik gejuicht, gehuild, genoten, gevochten heb. Maar vooral, zo gaat dat dan met stevige crisissen en drastische omwentelingen in een mensenleven, heb ik er nogal wat uit geleerd. Een aanrader, zou ik bijna zeggen. Maar laat wie gelukkig is met zijn lief, dat lief vooral koesteren.
knackweekend_column_singleAf en toe vertrouwden vrouwen mét een relatie me toe dat ze stiekem jaloers op mij waren. Die vrijheid om te gaan en staan waar ik wilde, om in minuut één de vraag te krijgen of ik mee uit eten wilde en in minuut twee al klaar te staan met mijn jas over mijn arm. Om op reis te gaan waarheen ik maar wilde, met wie ik maar wilde, zolang ik maar wilde (en zover de single-portemonnee dat toeliet, want dat vergaten ze voor het gemak). Maar de sprong in het duister zagen ze toch niet zitten, en oké, ze waren niet supergelukkig, maar ook niet superongelukkig. Ze kabbelden, terwijl ik het gevoel had voluit te stromen. Dat ik de eenzaamheid soms voelde snijden, beseften ze niet altijd. Het verlaten gevoel wanneer ik na een vriendinnenvakantie alleen thuiskwam in een koud en donker huis. De leegte binnenin toen ik na een korte, onmogelijke relatie alleen door een beregende straat liep en niets anders hoorde dan het galmen van mijn eigen voetstappen. De opstoot van zelfmedelijden die ik voelde toen ik de trappen afdonderde en tijdens de val dacht: ‘Straks ben ik dood en niemand weet het.’ Maar kijk, ik leef.
U hoort me al aankomen: hoe happy ik bijwijlen ook was als single, toch kriebelde het verlangen naar liefde en naar de slaperige warmte van een mannenlijf in mijn bed. Ik wilde aanraken en aangeraakt worden. En ik wilde het met iemand die vertrouwd was. Blijkbaar ontsnapte ook ik niet aan de oeroude drang om me met een ander wezen te verbinden.
Een tijdlang heb ik mezelf stoer wijsgemaakt dat het eigenlijk niet meer hoefde, zo’n ‘verstikkende toestand’ met een man die avond aan avond mijn hand wil vasthouden, mij kortwieken, aan banden leggen. Temmen. Ik zou wel zien wat zich aandiende, mijn achterstand links en rechts inhalen.
De waarheid is – zo heb ik ondervonden – dat ik niet deug voor vrijblijvendheid in relaties. Het is ja of neen. En zolang ik de man niet ontmoette die me het gevoel gaf dat ik gelukkiger kon zijn mét dan zonder hem, zou het neen blijven. Het is intussen ja. Met overtuiging.
Het is waar: een mens kan zich veel eenzamer voelen in een ongelukkige relatie dan in zijn eentje. En een gouden kooi blijft toch maar een kooi. Maar toch zijn de conclusies van overtuigde singles soms kort door de bocht. Compromissen sluiten wordt op één lijn gezet met het verliezen van je onafhankelijkheid. Van je identiteit zelfs. Het zijn verstandige mensen die het zeggen. Mensen die bereid zijn tot compromissen in werk, vriendschappen en familierelaties. Maar zodra de liefde in zicht komt, moet het compromisloos. Of niet.
Ik vraag me af in welke mate het kiezen voor single-zijn bewust gebeurt. Wordt het gevoed door de overtuiging dat het leven echt fijner en interessanter is alleen dan getweeën? Of is het een verhaal dat we onszelf vertellen, zoals een mens zichzelf altijd verhalen vertelt die hem in staat stellen verder te leven met zichzelf en de dingen die  hem overkomen? Doe ik dan niet precies hetzelfde? En maakt dat eigenlijk wel iets uit? Het vermogen om je wensen af te stemmen op de werkelijkheid en tegelijk die werkelijkheid zo aangenaam mogelijk  maken: misschien is dat wel de eigenschap die gelukkige mensen – al of niet single – met elkaar delen.

(deze column verscheen op 10 december 2014 in Knack Weekend)

Vol vertrouwen denk ik aan de liefde

Vol vertrouwen denk ik aan de liefde.

Een beginneling, zo voelde ik me twee jaar geleden. Een hertenjong, klaar om te springen, al was het dan op wiebelige pootjes. Want na een relatie van dertig jaar met mijn tienerlief, was ik even onervaren als ervaren.

Het waren leerzame jaren tot nu toe.

Ik heb ontdekt dat het fijn is om zussen te hebben die je soms ongezouten hun mening geven, maar altijd vanuit oprechte bekommernis. En ouders en kinderen die je blijven steunen.

Ik heb ontdekt dat vriendschap nog belangrijker is dan ik altijd al aangenomen heb. En dat ik rotverwend ben op dat vlak.

Ik heb ontdekt dat ik er nog mag zijn, al zou ik weleens iets anders willen horen dan ‘meteen, als ik geen homo/vrouw/getrouwde man was’.

zwemmende vrouwenIk heb ook ontnuchterende ontdekkingen gedaan.
Dat leeftijd in levenden lijve niet in de weg zit, maar op papier wel.
Dat daten vermoeiend en ontmoedigend kan zijn (ik zou er een boek kunnen over schrijven, maar neen, beste uitgevers en opdrachtgevers bij gazetten, ik ga dat niet doen).
Dat  er meer vrije vrouwen dan vrije mannen rondlopen, en hoe dat wellicht komt. Vrouwen maken sneller een eind aan een relatie wanneer ze ongelukkig zijn. Mannen doen dat doorgaans (ik zeg dus niet altijd) pas wanneer er een alternatief voorhanden is. Ook mijn mannelijke vrienden beamen dat. Of zoals een socioloog me ooit zei: ‘Mannen moeten onder de pannen’.
Het brengt een pervers mechanisme op gang. Ik verbaasde me er eerst over hoe andere vrouwen – niet mijn vriendinnen – me soms met argusogen bekijken sinds ik alleen ben. Ik ben geneigd hen nu te begrijpen.

Jazeker, de vijver is klein. Maar ik zwem graag en diep en kan mijn adem lang inhouden.

Dus denk ik vol vertrouwen aan de liefde.

Liefde is de laatste vorm van waanzin die ons rest

Een biografie van de liefde wilde Lisa Appignanesi schrijven. Van de prille liefde tussen moeder en kind, over de gekmakende pieken en dalen van de hartstochtelijke liefde, tot de rust en houvast die vriendschap kan bieden. ‘Alles over de liefde. Anatomie van een onbeheersbare emotie’ is een reis langs ‘onze laatste sociaal aanvaarde vorm van waanzin’.

Lisa AppignanesiZe heeft charme en pit, Lisa Appignanesi (65). Rugpijn doet haar om de haverklap uit haar stoel opveren, vermoeidheid en nervositeit hebben haar weer naar de sigaret doen grijpen – ‘ik ben enkele weken geleden gestopt’, maar de enthousiaste verhalenvertelster in haar is goddank ongedeerd. Alles over de liefde is een panoramisch boek: een brede kijk op de vele gezichten van de liefde. Op wie worden we verliefd en waarom? Waarom blijven sommigen maar keer op keer verliefd worden? Waarom bedriegen we? Hebben mannen en vrouwen op dezelfde manier lief? En hoe zit het met de veranderde betekenis van seks en intimiteit? Het boek sluit vrijwel naadloos aan op Gek, slecht en droevig, dat Appignanesi enkele jaren geleden schreef over de geschiedenis van vrouwen en psychiatrie. Want verliefd zijn is altijd een beetje waanzin.

U noemt liefde een van de laatste sociaal aanvaarde vormen van waanzin. Bestaat de kans dat we ook daarin onze vrijheid verliezen?

‘Ik maak me daar soms zorgen over, ja. Ga maar eens na hoe uitgebreid ons classificatiesysteem voor psychische stoornissen vandaag is: het zit tjokvol verschijnselen die we ooit als normaal of gezond beschouwden. Liefde is de enige vorm van gekte die ons als mentaal gezonde mensen nog rest. Passionele liefde gaat over extase en over lijden: dat lijkt op waanzin. Nu goed: dat is het ook. En wat dan nog? Binnenkort maakt men ons misschien wel wijs dat het veel verstandiger is een pilletje te nemen om op een gecontroleerde manier de extase te bereiken en om ook sneller uit het dal weer naar boven te klimmen. Ik vrees dat de liefde ons als laatste extreme ervaring dreigt afgenomen te worden.’

Is het niet zo dat de passionele liefde juist sterk geromantiseerd en op handen gedragen wordt in onze cultuur?

‘Dat klopt. Ze fascineert ons en we hebben haar in zekere zin ook nodig. Verliefdheid en hartstocht veranderen je. En tegelijk leer je veel over jezelf en andere mensen. De obsessie waar je aan lijdt, zorgt ervoor dat je doorlaatbaar wordt. Je bent veel ontvankelijker voor andere mensen in die periode. De heftigheid van je gevoelens dwingt je om na te denken over wie je bent en wat je zou kunnen worden. Een mens kan jarenlang, zelfs decennialang, op zijn hoede zijn voor de liefde. Ze wordt op een afstand gehouden, verketterd, bij het vuil gezet. Maar dat kan omslaan en ik denk dat het goed is als het gebeurt. Ik houd heus geen pleidooi voor lijden. Maar ik geloof wel dat dit soort lijden je sterker en rijker kan maken.’

Het valt op dat seks verkoopt, maar dat onze grootste fascinatie naar de liefde blijft uitgaan. Of zeg ik dat alleen maar omdat ik een vrouw ben?

‘Uit mijn interviews, lezingen en observaties heb ik geleerd dat mannen net zo ontvankelijk zijn voor liefde en verliefdheid als vrouwen. Het culturele cliché dat mannen niet willen praten over de liefde, dat ze er niet eens aan willen dénken, leeft vooral in Angelsaksische landen. Ik krijg ontzettend veel reacties op dit boek en een grote helft daarvan komt van mannen. Ze worstelen vooral met het begrip mannelijkheid. Hun rol is zo vaag geworden. Als ze geen oorlog hoeven te voeren en niet langer de beschermer van de familie hoeven te zijn, waarin ligt hun sterkte dan nu? Ook seks is voor hen, en bij uitbreiding voor iedereen, verwarrend geworden. Het is niet alleen uit de taboesfeer gehaald, neen, je moet seks hebben, consumeren, najagen, zoveel je maar geven kan. Als je dat niet doet, dan heet het dat je ongezond, ongelukkig en onvervuld bent. Het gevolg is dat veel mensen zich in deze wereld van potentiële overdaad zorgen maken over hun seksualiteit. Maar geen nood: gelukkig bestaat er intussen een zeer ruime adviescultuur om je te vertellen hoe je die zorgen aanpakt (lachje). De opwinding die mensen met seks associeerden toen het nog verboden was, zijn we grotendeels kwijtgespeeld. We moeten ons daarover bezinnen.’

Pleit u nu voor een terugkeer naar een strengere seksuele moraal?

‘O neen, ik wil niet klinken als een preutse oude vrouw, alsjeblief! Schrijf maar dat ik seks fantastisch vind (lacht). Het jammere is alleen dat we het losgemaakt hebben, het tot fetisj gemaakt hebben. En ik denk, neen ik zie, dat dat niet genoeg is voor de meeste mensen. We hebben behoefte aan betekenis. Ik heb de indruk dat jonge mensen weer op zoek gaan naar die betekenis. Ze proberen zich te herpositioneren na alle overdaad.’

U schrijft dat u nog steeds de tranen in uw ogen krijgt wanneer u het liedje ‘A la claire fontaine’ hoort. Vooral de zinnen ‘Il y a longtemps que je t’aime. Jamais je ne t’oublierai’. Waarom raakt dat liedje u zo sterk?

‘Ik was nog een kind toen ik het voor het eerst hoorde. Ik vatte de woorden niet helemaal, maar er hing mysterie rond. Het ging over liefde uit het verleden, die er in het heden nog steeds was. En het reikt naar de toekomst, waarin alleen nog de herinnering en het verlangen overblijven. Het heeft met nostalgie te maken, met hunkering ook. Met heimwee naar de tijd waarin het gevoel nog niet benoemd hoefde te worden. Zolang je een klein kind bent dat zich koestert in moederliefde, is er alleen maar dat gevoel. Zodra de liefde in woorden gevangen wordt, kom je in een rationele wereld terecht. En toch blijven we ons leven lang hunkeren naar de tijd toen we als twee zielen op een vanzelfsprekende manier één waren.’

Alles-over-de-liefdeIs het niet gek dat er maar één woord bestaat om liefde te vatten? Passionele verliefdheid kun je toch niet onder één noemer brengen met liefde tussen ouders en kinderen, broers en zussen.

‘Ik geloof dat de energie in al die vormen van liefde vergelijkbaar is. In elke vorm van liefde zit wel een element van passie. Er zit vaak een seksueel gevoel in. Tussen moeders en hun jonge kinderen hangt onmiskenbaar een sterke sensualiteit, dezelfde energie die je bij seks voelt. Het is natuurlijk niet helemaal hetzelfde, maar die onweerstaanbare behoefte om aan te raken, te strelen, te kussen is in beide gevallen even sterk. We experimenteren voortdurend met alle mogelijke vormen van liefde. In de loop van ons leven kunnen we zelfs met één mens veel soorten liefde beleven. Een passionele liefde hoeft heus niet in de dood te eindigen, zoals het romantische cliché ons wil laten geloven. Het kan overgaan in een gesettelde liefde. In pure vriendschap soms. En wellicht zullen er ook periodes van haat tussen zitten. Want zolang er haat is, is er liefde. Haat is niet de keerzijde van liefde. Desinteresse, onverschilligheid is dat wel.’

U zet zich af tegen de neiging om alles wat menselijk is te bekijken vanuit evolutionair-biologisch perspectief. Ook de puur neurologische kijk op liefde zint u niet. U haalt uw wijsheid liever bij schrijvers en filosofen. Vaart u bewust tegen de stroom in?

‘Mensen zijn toch veel ingewikkelder dan een stelletje neuronen, dan wat bedrading in de hersenen. Nu vertellen wetenschappers ons met veel tamtam dat het goed is als we kinderen aanraken en knuffelen. Je ziet het in de hersenen, en je kunt nu ook meten in welke mate het hun stress doet verminderen. Goed voor die wetenschappers! Miljoenen moeders uit de hele wereld hadden hen dat natuurlijk allang kunnen vertellen.’

‘Wetenschappers zijn ook maar mensen. Ze gaan voortdurend op zoek naar bevestiging voor dingen die ze eigenlijk al wisten. Ik zeg niet dat wetenschappelijk onderzoek niet waardevol kan zijn, maar als het over de liefde gaat, kan het op geen enkele manier op tegen de verhalen die mensen vertellen. Rationaliseren doen we alleen maar als we excuses of een verklaring zoeken. We leven in een tijd waarin we alle antwoorden zoeken in chemische en biologische modellen. Het is te simpel, te onvolledig.’

Uw boek eindigt met een pleidooi voor vriendschap. Is vriendschap voor u de hoogste vorm van liefde?

‘Dat is te kort door de bocht. Het is wel zo dat vriendschap in verschillende periodes in de geschiedenis als hoogste vorm van liefde beschouwd werd. Neem nu het oude Griekenland: aan de basis van het filosofische discours lag de conversatie tussen vrienden die elkaars talent bewonderden. Die wederzijdse waardering van wat de ander in zich heeft is, denk ik, hoogstaander dan de bliksemschicht van de hartstocht. Ik denk dat we in dit tijdsgewricht vriendschap gaan herwaarderen zijn. Familieleden zwermen uit over de hele wereld, liefdesrelaties gaan kapot. Maar voor onze vrienden kan onze affectie een leven lang blijven duren. We voelen ons allemaal weleens verdwaald op de wereld, op de dool. Vrienden kunnen ons het gevoel geven dat we weer thuis komen. Vriendschap is een vorm van liefde die we meer naar waarde moeten leren schatten.’

Had u dezelfde accenten gelegd indien u dit boek pakweg twintig jaar geleden geschreven had?

‘Misschien niet. Maar ik ben blij dat ik dit boek nu pas geschreven heb. Ik heb zoveel verschillende soorten liefde gekend. Ik heb zelf een levensgeschiedenis in de liefde. Pas nu kan ik een stap achteruit zetten en reflecteren. Ik hoop dat andere mensen er iets aan hebben. Maar ik wilde in geen geval een zelfhulpboek schrijven. De zelfhulp- en adviescultuur maakt juist dat mensen zich slechter gaan voelen. Ik wilde verhalen brengen. Over het paradoxale wezen dat de mens is. Over de bokkensprongen van de liefde, over de schoonheid ervan. En over die vormen van liefde die te weinig gewaardeerd worden omdat ze altijd in de schaduw van de hartstocht blijven staan.’

(verschenen in De Standaard Magazine 12 november 2011)

Liefde zonder logica

Dat liefde op de ontleedtafel van de wetenschap niet meer is dan een allegaartje van chemische stoffen, weten we intussen wel. Maar wetenschap alleen is niet genoeg. Om de liefde een beetje te begrijpen, hebben we ook fantasie en verhalen nodig.

Bij minnaars en gekken kolkt het in de hersenen
En slaat de rede zo op hol dat juist hun inzicht
Groter is dan wat de koele rede vatten kan

From here to eternityMet deze woorden van Theseus in Midzomernachtsdroom legt Shakespeare alvast een stuk ziel van de liefde – of liever: verliefdheid – bloot: het obsederende, gekmakende verlangen, waardoor een mens tijdelijk zichzelf niet meer is en tegelijk de diepe overtuiging koestert dat hij meer dan ooit zichzelf is. Sterker en levender dan alle anderen en in staat tot nooit geziene grootsheid.

En daar is het dan: het onvermijdelijke roet in het eten, de vermanende vinger van elke relatietherapeut. Dat die romantische, geïdealiseerde kijk op de liefde nefast is voor een langdurige relatie. Dat liefde een werkwoord is, en dat we maar best ons hoofd erbij houden wanneer het erop aankomt de liefde te laten duren.
Allemaal terechte bedenkingen, jazeker. Maar we blijven verliefd worden, want weten en voelen zijn twee, en zelfs zij die een broertje dood hebben aan romantische zwijmelarij worden misschien vroeg of laat door de bliksem getroffen.

Gelukkig kunnen we rationaliseren. Of dat tenminste proberen. Want kom, wat is die fameuze liefde nu eigenlijk meer dan een paar chemische reacties in het brein? Feromonen, dopamines, oxytocine, noem maar op: leg de liefde op de ontleedtafel en dan blijkt ze al snel even opwindend en romantisch als de inhoud van een goedgevuld apotheekkastje.

Maar is dat neurobiologische verhaal niet al te beperkend? Als al die neurotransmitters en hormonen ons alleen maar zo gek maken, omdat we ons zouden voortplanten, hoe zit het dan met homoseksuele relaties en met mensen van zestig die stapelverliefd worden? Wetenschap alleen is ontoereikend. Om te begrijpen of inzichten te verwerven hebben we ook nood aan verhalen, kunst en filosofie. Laten we dus het recht opeisen om heel even, al was het alleen maar vandaag, een middelvinger op te steken naar heel dat wetenschappelijke discours, dat ons determineert en kooit en ons het recht op fantasie ontneemt.

Hevig en eindig

Liefde is de emotie die wellicht het meest tot de verbeelding spreekt. Haar naam wordt wel eens misbruikt, er wordt een beetje smalend of lacherig over haar gedaan, maar in de grond kunnen we haar maar moeilijk missen. Misschien fascineert ze ons zo omdat ze elke andere emotie in haar zog meesleept: blijdschap, verdriet, angst, woede, haat, jaloezie. Maar ook omdat ze zich nooit helemaal laat vangen in woorden. Omdat de erotische, seksueel geladen liefde, die verliefdheid nu eenmaal is, nooit kan blijven duren, want de hevigheid bestaat maar bij gratie van de eindigheid. En omdat de verliefdheid misschien wel verdwijnt, maar het onbestemde verlangen niet. Het verlangen om diezelfde intensiteit nog eens opnieuw te beleven, ook al weten we dat zo’n sterke emotie ons leven niet alleen verrijkt, maar ook overschaduwt.

Toen hij amper 24 was, begon de filosoof Alain de Botton zijn boek Essays in love (in het Nederlands verschenen als Proeven van liefde ) met de woorden: ‘Het verlangen naar een lotsbestemming is nergens sterker dan in ons romantische leven.’ Het boek is een intrigerend relaas vanaf het prille begin van zijn verliefdheid op Chloe, tot het einde van hun relatie.
Zonder iets af te doen aan de oprechtheid en intensiteit van die grote liefde, onderzoekt hij de waarachtigheid van het verhaal dat verliefde mensen elkaar en zichzelf voortdurend vertellen. Zoals de magie van de voorbestemdheid. Want hoe toevallig kan het zijn dat hij en zijn geliefde rond dezelfde tijd geboren werden, in hetzelfde toneelstuk meespeelden op een andere middelbare school, gelijkaardige moedervlekken op een van hun tenen hebben en, ja, zelfs allebei moeten niezen als ze in de zon zitten? Door toevalligheden te mythologiseren, al vertellende een logica te vinden in wat niet logisch is, groeit de overtuiging dat het zo moest zijn. Dat het universum vanaf hun beider geboorte alles op alles gezet heeft om de twee samen te brengen.

Tweelingzielen

Liefde maakt blind, zegt men. Maar niet alleen voor de mindere kanten van de geliefde. We gooien natuurlijk een soort cordon sanitaire op rondom de geliefde: een veilige ruimte, waarbinnen niets van de slechtheid die we soms bij onszelf zien, terug te vinden is. Door een te worden met die geliefde, niet meer te weten waar onze huid eindigt en de huid van de ander begint, hopen we ook een betere versie van onszelf te worden.

Maar er is meer. Het gevoel dat die ene liefde uniek en niet te evenaren is, terwijl we – in het besef dat miljoenen mensen ter wereld elke dag weer precies hetzelfde meemaken – liever niet horen dat het allemaal nogal banaal is. Even banaal als de bewering dat iemand ‘de liefde van je leven’ is. Maar alleen wanneer we terugblikken in het aanschijn van de dood, zullen we dat weten. Heel misschien.

Ondanks het verlangen naar de intensiteit van de verliefdheid, is de behoefte aan een soulmate of een tweelingziel al even menselijk en van alle tijden. Plato beschreef die drang al in zijn mythe over het ontstaan van de liefde. En de rationele Simone de Beauvoir schreef over haar ontmoeting met Sartre in haar Mémoires d’une jeune fille rangée : ‘Sartre kwam exact overeen met de droomgezel naar wie ik al sinds mijn vijftiende verlangde. Hij was de dubbelganger waarin al mijn brandende verlangens tot zinderende hitte oplaaiden. Ik zou altijd alles met hem kunnen delen. Ik wist dat hij nooit meer uit mijn leven zou kunnen verdwijnen.’
Waarom we ervan overtuigd zijn dat iemand onze soulmate is, valt moeilijk te begrijpen. Psychologen zoeken het in sjablonen die we in onze kindertijd meegekregen hebben, en waardoor we in opeenvolgende liefdes op zoek gaan naar variaties op een thema.

Maar niet alleen de vonk tussen twee mensen speelt een rol. Ook de timing moet juist zitten. De man of vrouw die ons in een welbepaalde periode van ons leven in vuur en vlam zet en ons doet geloven dat we voor elkaar bestemd zijn, zouden we enkele jaren eerder of later misschien nauwelijks opmerken. Omdat onze amoureuze behoeften op dat moment vervuld zijn, bijvoorbeeld. Of omdat andere emoties onze energie wegzuigen. En dan is er de onromantische en tegelijk geruststellende gedachte dat er wel meer tweelingzielen op deze aardkloot rondlopen.

Aan het eind van zijn Essays in love geeft Alain de Botton toe dat hij zijn voorbestemdheid voor Chloe verwarde met zijn voorbestemdheid om verliefd te worden. Hij noemt het zijn vergissing: niet zij, maar de liefde was onvermijdelijk.

‘Jij bent niet verliefd op die jongen, maar op de liefde, zoals alle tieners’, zei mijn moeder ooit tegen me. Misschien had ze gelijk, behalve hierin: zijn we uiteindelijk niet allemaal – of bijna allemaal – verliefd op de liefde, en zoeken we daarbij niet naar iemand die in ons verhaal past?

(verschenen in De Standaard op 14 februari 2013)

Bloedrood, ondraaglijk en erotiserend

Het is een nijdig beest, die liefdesjaloezie. Ze maakt blind, misschien nog blinder dan de liefde zelf. En onbezonnen. Kijk maar naar de maîtresse van ex-CIA-baas David Petraeus. Maar we hebben ze nodig, luidt het alom. Geen liefde zonder jaloezie. Of toch wel?

‘Ik probeerde mijn jaloezie te visualiseren als een geelbruine wolk die in mijn binnenste woedde, om daarna als rook langs mijn neus te ontsnappen en te veranderen in een steen die op de grond neerviel. Dat hielp een beetje. Maar in mijn visioen groeide een plant met giftige bessen uit de steen, of ik dat nu wilde of niet.’
(Het jaar van de vloed, Margaret Atwood)

Iconische grootheden die van hun sokkel vallen, spreken tot de verbeelding, en al helemaal als er passie en seks mee gemoeid zijn. Maar dat jaloezie van de ene minnares op een (misschien) tweede minnares de bom onder de carrière van CIA-baas David Petraeus deed ontploffen, gaf aanleiding tot flink wat besmuikt gegniffel en maakte de petite histoire nog een stukje interessanter. De giftige bessen uit het citaat van Margaret Atwood waren in dit geval mails van Paula Broadwell – minnares 1 en biografe van Petraeus – aan Jill Kelley – vermoedelijke minnares 2. Of die het flirten wilde laten, en meer van dat. Waarna Kelley prompt klacht indiende bij de FBI wegens stalking.

Een mens die door hevige sentimenten – en liefdesjaloezie is niet de minste van die sentimenten – gedreven wordt, zet soms waanzinnig veel op het spel. Reputaties, carrières, huwelijken, gezinnen, misschien levens.

’Ook jaloezie werd niet begrepen: de hel van de gekwetste minnaar.’
(Het paradijs verloren, John Milton)

Een bitterbijtende golf die vanuit de maag opstijgt en in een fractie van een seconde de hartslag in galop jaagt. Gonzende oren en gloeiende wangen. Treiterende warmte, ergens laag in het achterhoofd. Een vertroebelde blik en gedachten als ongeleide projectielen, radeloos en redeloos. Wie het ooit voelde, weet dat liefdesjaloezie schrijnt. Harder en venijniger dan alle andere vormen van jaloezie, misschien wel omdat de sprong in de diepte van zoveel hoger genomen wordt. En omdat het gevoel zoveel moeilijker te vatten is dan andere emoties. Een verwarrende cocktail van woede, verdriet en angst. Frustrerend omwille van de machteloosheid – we hebben geen vat op wat de ander voelt. Vernederend ook. Een vernedering die nog sterker dreigt te worden, omdat we zoals Paula Broadwell, soms geneigd zijn ons belachelijk te maken. Misschien niet voor de ogen van de hele wereld, maar dan toch voor de ogen van de geliefde die ons tot wanhoop drijft. Het geeft een pijnlijke knauw aan ons zelfbeeld. En soms verandert het ons in iemand die we niet willen zijn. Iemand die we niet willen kennen, en die we niet herkennen. Kwaad, nijdig, wantrouwig, koortsachtig op zoek naar iets – mails, Facebookberichten, sms’en, wat dan ook – dat de knagende vermoedens kan bevestigen. Hopend op een ontdekking, en tegelijk doodsbang voor die ontdekking.

‘O, hoed u voor jaloersheid, heer; zij is ’t groenogig monster, dat de spijs bespot die ’t vreet, gelukkig hij die horens draagt, maar ’t weet en van zijn krenkster niet meer houdt. Maar wat voor kwellingen doorstaat de man die mint maar twijfelt, argwaant maar aanbidt!’
(Othello, William Shakespeare)

Door Shakespeare vinden we dat jaloezie groen kleurt. Wie op zoek gaat naar teksten over jaloezie, vindt het woord er geheid een keer of vier, vijf in terug. Een dankbaar cliché, omdat groen ook aan gal doet denken. Of aan vergif: arsenicum met name. En voelt liefdesjaloezie niet een beetje als een gif dat onze ingewanden aanvreet? Toch kleurt jaloezie niet zozeer groen, luidde de conclusie van een onderzoek naar synesthesie – het vermengen van de zintuigen – tussen negatieve gevoelens en kleuren. Aan 661 deelnemers uit vijf geïndustrialiseerde landen, verspreid over de hele wereld, werd gevraagd welke kleur zij zouden toekennen aan die gevoelens. Voor één gevoel was de uitkomst duidelijker dan voor alle andere: jaloezie is rood.

’In die tijd bevredigde hij een zinnelijke nieuwsgierigheid door de genoegens te ervaren van mensen die voor de liefde leven. Hij had geloofd dat hij daar kon stoppen, dat hij niet gedwongen zou zijn ook hun zorgen te leren kennen; hoe futiel leek haar charme nu naast de verbijsterende kwelling niet op elk moment te weten wat ze gedaan had, of haar niet altijd en overal te bezitten!’
(De kant van Swann, Marcel Proust)

Ja, jaloezie is bezitterig. Het zijn enkelingen die eraan lijken te ontsnappen. Onthechte zielen, die er op een jaloersmakende – ha! – manier in slagen zelden of nooit de slaaf van hun emoties te worden. Maar het gros van de mensheid wordt vroeg of laat met de neus op een dubbele en zeer tegenstrijdige waarheid gedrukt. We zijn niet gemaakt voor levenslange monogamie; vrijwel iedereen heeft weleens zin in een ander of wordt simpelweg verliefd. Maar velen vinden de gedachte, alleen nog maar de gedáchte, dat dit ook voor hun partner geldt moeilijk te verteren.

Dat jaloezie niet per se verkeerd is, vertellen relatietherapeuten eensgezind. Wel integendeel: de liefde kan niet zonder jaloezie. Dat het een alarmbel is voor de relatie, een waarschuwing voor mogelijk gevaar. Dat het de liefde zelfs ten goede kan komen, zolang het maar gezond blijft. Binnen de perken. Want er is natuurlijk jaloezie en jaloezie. Psychologen Robert Rydell en Robert Bringle van de universiteit van Indiana (VS) maken onderscheid tussen reactieve en achterdochtige jaloezie. Uit hun onderzoek bleek dat reactieve jaloezie – jaloezie waarvoor een concrete aanleiding bestaat, zoals verliefdheid of seksueel avontuur – het heftigst is bij koppels die een diepgaande vertrouwensband en een sterke wederzijdse afhankelijkheid kennen. De tweede soort jaloezie – de achterdochtige, die puur op al of niet gegronde vermoedens gebaseerd is – zou niet zozeer verband houden met de kwaliteit van de relatie, maar wel met persoonlijkheidskenmerken als onzekerheid en een zwak gevoel van eigenwaarde. De Nederlandse psychologe Pieternel Dijkstra voegt er in haar boek ‘Jaloezie. Omgaan met jaloerse gevoelens’ nog een derde type aan toe: de preventieve jaloezie. Jezelf op je voordeligst presenteren, je partner in de watten leggen op elk vlak – en zeker ook seksueel, moet helpen om elke verleiding van buitenaf te counteren. Een boost voor de relatie, als het even meezit. Maar controlerend en verstikkend als het te ver dreigt te gaan.

’Hij was jaloers op haar toekomst, en zij op zijn verleden.’
(Venusdelta, Anaïs Nin)

Jaloers op wat zij nog aan opwindends op haar pad zal krijgen, jaloers op wat in zijn herinneringen leeft: hoe zinloos kan jaloezie zijn? En waarom we dan met dat ellendige gevoel opgescheept moeten zitten, vraagt een mens zich af. Puur evolutionair bekeken klinkt het verhaal simpel: een kwestie van de genen succesvol door te geven. De oerman was beducht voor seksuele concurrentie van andere mannen, waardoor hij riskeerde een ander kroost dan het zijne te zien geboren worden. Voor de oervrouw was het dan weer zaak ervoor te zorgen dat de kinderen hun fragiele eerste levensjaren doorkwamen. Een vader die in het levensonderhoud van het gezin kon voorzien, verhoogde de overlevingskans van de kinderen aanzienlijk. Om die reden zouden mannen ook nu nog sneller last hebben van jaloezie wanneer hun partner met een ander vrijt, terwijl vrouwen het vooral moeilijk zouden hebben wanneer hun partner een intieme, emotionele band krijgt met een andere vrouw. Maar recente studies zetten de evolutionaire waarheid op de helling. Onderzoekers van de Humboldt-universiteit in Berlijn stelden bijvoorbeeld vast dat er nauwelijks nog verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen inzake seksuele jaloezie. Sterker: bij de vrouwelijke deelnemers aan het onderzoek was de seksuele jaloezie zelfs iets groter dan bij de mannen. Het tweede luik van het evolutionaire verhaal, werd wel bevestigd: vrouwen bleven onverminderd sterker reageren op emotionele ontrouw dan mannen.
Nog meer man-vrouwweetjes? Socioloog Richard Felson van de Universteit van Pennsylvania (VS) bestudeerde moorden, aangevuurd door jaloezie. Hij stelde vast dat mannen hun jaloerse agressie vooral op hun rivaal richten, terwijl jaloerse vrouwen het veeleer op hun eigen partner gemunt hebben.

’Ik weigerde te geloven dat liefde een andere vorm kon aannemen dan die van mij: ik mat liefde af aan de omvang van mijn jaloezie, en dat betekende natuurlijk dat ze helemaal niet van mij kon houden.’
(Het einde van het spel, Graham Greene)

Een mens die gevangen zit in zijn gevoelens, heeft de neiging om zichzelf tot norm te verheffen. Vooral als dat gevoel zo knellend en onontkoombaar is als jaloezie. ‘Ik kan niet anders, dus zo werkt het nu eenmaal.’ Als we aannemen dat die veralgemening klopt, lijken we minder schamel en zwak, hoeven we ons misschien niet schuldig te voelen of te schamen voor dat bloedrode beest. Maar klopt het? Zou jaloezie ook niet, al was het maar gedeeltelijk, cultureel bepaald kunnen zijn? Sociologe Margaret Mead deed indertijd hard haar best om te bewijzen dat het ook anders kon. Ze schreef over gemeenschappen, waarin het normaal was dat een man zijn vrouw of dochter aanbood aan een andere man. Over polygame samenlevingen, waarin nieuwe vrouwen ‘verwelkomd’ werden door de anciens. Lichtend voorbeeld was de bevolking van Samoa, bij wie jaloezie zelden of nooit voorkwam, volgens Mead. Vele jaren later bleek dat ze de waarheid meer dan eens geweld had aangedaan, en dat haar beweringen over Samoa niet helemaal klopten.
Vandaag nemen onderzoekers doorgaans aan dat jaloezie van alle tijden en van overal is, maar dat de manier waarop we die invullen en de manier waarop we ermee omgaan, cultureel bepaald is. Neem nu dat oude Hebreeuwse gebruik, waarbij een weduwe kon hertrouwen met de jongere broer van haar overleden man. En zelfs bij leven van haar echtgenoot een affaire met die jongere broer mocht hebben, zonder dat dit aanleiding gaf tot jaloezie. Anders was het wanneer de vrouw een liaison zou aangaan met de oudere broer van haar man: dan stak de jaloezie onvermijdelijk de kop op.

‘Rendall’s eerst wet van de jaloezie: jaloezie maakt de pik harder en de kut natter.’
(Hoe red ik mijn eigen leven, Erica Jong)

Lang geleden schreef de Nederlandse filosoof Ger Groot een essay over hoe overspel niet alleen machteloze woede oproept, maar tegelijk een erotiserend effect kan hebben op de verbeelding van de bedrogene. Omdat we het niet kunnen laten ons keer op keer voor te stellen hoe die minnaars er samen uitzien, wat ze doen en hoe ze het doen. Een zelfkwelling, waarmee we de wonde openhouden en tegelijk onze eigen begeerte aanwakkeren. Want ‘gekwetst toezien is wat de bedrogene aan de geliefde bindt, en daarom mag die kwetsuur niet verdwijnen’.

Los van het erotiserende effect dat Groot suggereert, is die zelfkwelling – het moeten weten, tot in de kleinste details, hoeveel pijn het ook doet – voor velen herkenbaar. In ‘Scènes uit een huwelijk’ van Ingmar Bergman wil Marianne, de bedrogen echtgenote, dat haar man haar vertelt over zijn liefje. ‘Ik wil weten hoe ze is. Het is veel erger om je iemand voor de geest te halen die geen contouren heeft.’ Ze krijgt een foto te zien – ‘Ontzettend mooie borsten, lijkt me. … Verft ze haar haar? Ze heeft een aardige glimlach. Hebben jullie het goed in bed?’ En zo krijgt ze het noodzakelijke en tegelijk ondraaglijke verhaal te horen over de verliefdheid van haar man en zijn seksuele relatie met zijn minnares. Het niet willen weten, en het tegelijk moeten weten. Omdat de jaloezie, om welke duistere reden ook, daardoor net iets hanteerbaarder wordt.

‘U hebt nooit jaloezie gevoeld, is het niet, Miss Eyre? Natuurlijk niet: ik hoef de vraag niet te stellen, omdat u nooit liefde hebt gevoeld. U moet beide gevoelens nog ervaren. De schok die ze zal wakker maken, moet nog komen.’
(Jane Eyre, Charlotte Brontë)

(Dit is de integrale versie van de tekst die ik voor De Standaard Weekblad van 24 november 2012 scheef – themanummer Jaloezie in de reeks Grote Gevoelens. Titel in het weekblad luidde ‘Jaloezie maakt de pik harder’)