Over stervende boekenbeesten, stoute hoofdpersonages en hun veel te brave schrijvers.

Er ging een zucht van verslagenheid door de gelederen bij de zoveelste opdoffer voor de jeugdliteratuur gisteren. De Boekenleeuw en Boekenpauw zullen dit jaar niet uitgereikt worden. ‘Het valt te vrezen dat dit bericht bedoeld is om ons alvast voor te bereiden op het opdoeken van de Vlaamse kinderboekenprijzen,’ schrijft Ted van Lieshout op zijn blog.

Dat het hem deed denken aan de pauze die men indertijd bij de Gouden Uil voor jeugdliteratuur nam, merkte bibliothecaris Stefan Bosmans op Facebook op. Een pauze, die de aanzet zou zijn voor een opwaardering. Een pauze die in werkelijkheid de afschaffing van de prijs inluidde. Tijdschriften verdwijnen, literaire prijzen worden afgevoerd, de krantenruimte voor jeugdliteratuur smelt sneller dan het ijs aan de poolkappen.

Hoe graag ik me hier zou beperken tot het bezingen van het belang van verhalen voor kinderen en jongeren, hoezeer ik ook mijn pleidooi voor het openbreken van kleine werelden wil herhalen, of vertellen hoeveel literatuur voor mij betekend heeft tijdens mijn jeugd, hoe ik kon verdwalen en verdwijnen in een boek, hoe ik de weg weer terug kon vinden of tenminste de illusie hebben dat ik de weg weer kon vinden, hoe blij ik ben als ik onwillige ogen kan laten glanzen tijdens een lezing en hoe het me ontroert als een tiener me vertelt dat een boek van mij haar leven veranderd heeft, ik denk dat we het nu even over iets anders moeten hebben. Over hoe de parallelle wereld buiten onze mooie, lieve bubbel werkt bijvoorbeeld. Over uitstraling, perceptie en geld. Allemaal woorden die ons enigszins uit onze comfortzone halen. Maar het moet.We zitten vast in een vicieuze cirkel. Er is almaar minder media-aandacht voor kinder- en jeugdliteratuur. Geen media-aandacht betekent: oninteressant voor sponsors. Het gevolg: geen prijzen die de naam waard zijn. Lief en dankbaar en positief als jeugdauteurs en illustratoren doorgaans zijn – en dit bedoel ik niet sarcastisch – om de eer die een prijs met zich meebrengt, glimlachen we mild het belang van geld weg. Met eer smeer je helaas geen brood. Maar er is meer: prijzen worden blijkbaar mediagenieker naarmate er een fijn bedrag aan vasthangt. In die zin was de verhoging van 2.500 naar 10.000 euro prijzengeld een stap in de goede richting. Nu lijkt het bijna een schijnbeweging. Geen prijzen, geen geld, geen uitstraling. Het resultaat: niet interessant genoeg voor media-aandacht. Dat is klote, maar zo werkt het.We kunnen twee dingen doen. Ons verongelijkt terugtrekken en vinden dat de wereld zich maar moet aanpassen aan wat intrinsiek belangrijk is. Eerlijk? Dat zou ik het liefste doen. Maar ik vrees dat ik dan tot het einde van mijn dagen in Lalaland blijf hangen (‘Wel, dan doe ik dat maar!’ – ik hoor het u zo zeggen, fair enough). De andere optie is te onderzoeken hoe het zover is kunnen komen. En of we zélf iets kunnen doen om de cirkel te doorbreken. Ik wil een poging doen.Het Grote Antwoord heb ik niet, laat dat duidelijk zijn. Ik heb ook geen zin om te vervallen in gemeenplaatsen over hoe we jeugdliteratuur weer ‘sexy’ kunnen maken (wat heb ik een hekel gekregen aan dat soort uitspraken, alsof we onze borsten even moeten flashen om aandacht te krijgen; nu ja, als het kan helpen, iemand?). Maar – nu we toch in het tietenthema beland zijn – misschien moeten we de hand ook in eigen boezem durven te steken voor we zeggen dat de media het weer gedaan hebben. Ik denk dat we te lief zijn. Te braaf. Ik denk dat we mensen zijn die veel slikken, die allang blij zijn dat ze het geluk hebben te mogen schrijven. Die elkaar ondersteunen, troosten, aanmoedigen (en dat zou ik voor geen geld willen missen – kijk, daar heb je het al). Die – oké ja, soms stiekem jaloers, al vinden we het bepaald onfatsoenlijk dat toe te geven – blij applaudisseren wanneer anderen een prijs winnen. We foeteren weleens, we luchten ons hart bij elkaar. Maar hoe hard de dingen ook tegenvallen, we geven elkaar een knuffel – ik ken geen enkele wereld waarin zo veelvuldig geknuffeld wordt als in de jeugdliteratuur – en vinden dat er nu maar weer hophop moet geschreven worden. We staan erom bekend, denk ik. Het is onze kracht, en tegelijk onze zwakte. We worden zelden of nooit echt boos, toch niet daar waar iedereen het kan zien. Want stel je voor dat we iemand voor het hoofd zouden stoten. Stel je voor dat de sfeer eronder zou lijden.Toen Ted van Lieshout het bericht over de Boekenleeuw en Boekenpauw postte op Facebook, viel me meteen iets op. De gelatenheid, de verslagenheid, de braafheid in de reacties. De emoticonbalk vatte het treffend samen: vijf verblufte gezichten, acht boze gezichten, veertien betraande snoetjes. We huilen blijkbaar liever dan we boos worden. We zijn onschadelijk, schattig bijna. Klaar om weer geknuffeld en getroost te worden. Ik vrees dat het bijdraagt aan de perceptie dat met jeugdauteurs niet al te veel rekening moet gehouden worden. We tonen geen smoel, vallen niet op, en worden ook daardoor minder interessant. We schrijven zo graag over stoute kinderen en jongeren die buiten de lijntjes kleuren, maar we zijn bang om onze stem te verheffen als we het ergens grondig mee oneens zijn.Los daarvan blijf ik me afvragen hoe het komt dat niemand bereid gevonden wordt het luttele prijzengeld voor die beesten op te hoesten. 10.000 euro mag dan veel geld zijn voor u en mij, het is peanuts voor banken en bedrijfsleven. Een lachertje. Misschien horen ze ons niet roepen. Of misschien geven ze geen ruk om goede kinder- en jeugdboeken. Als dat het geval is, moeten we ophouden bij hen aan te kloppen en op zoek gaan naar mensen die er wél om geven.Zo, ik ben klaar. Voorlopig. En samen met de gebruikelijke liefdevolle knuffel, geef ik jullie een schop onder jullie brave konten. Laat jullie horen, stelletje softies. Je weet maar nooit waar het goed voor is.

Geef een reactie