Over kippenvel, onweer en een bloedstollende invasie

Het gebeurde op een avond laat in september 2011.
De afgelopen dagen waren ongewoon warm geweest. Fruitvliegjes gedijden als nooit tevoren. Het afdekken van glazen rode wijn met bierviltjes was routine geworden.
Het schuifraam naar de tuin stond op een ruime kier. Het was donker geworden in de woonkamer. Alleen in de keuken brandde licht.
Ik stak mijn hoofstormy skyd naar buiten en rook een vochtige mengeling van stenen en mos, de herkenbare geur die aan onweer voorafgaat. De natuur hield de adem in. De windstilte was een gebeurtenis. Een rilling van welbehagen kroop over mijn rug.
De nachtblauwe hemel kleurde langzaam zwart en in de verte klonk gerommel, bedrieglijk bescheiden. Een dikke druppel op mijn neus. Aarzelend getik op terrastegels, houten tuinmeubelen, de omgekeerde emmer, het blad van de beukenhaag. Getik dat haastiger werd, steeds haastiger, aanzwellend tot monotoon geruis, alleen onderbroken door donder en bliksem.
Het licht in de keuken werd nu een stoorzender. Met tegenzin verliet ik mijn kier bij het schuifraam. Ik liep de keuken in, reikte naar de lichtschakelaar en wierp een zijdelingse blik op de glazen deur die ook op de tuin uitgaf. Een fractie van een seconde verwonderde ik me erover dat ik de tuin niet kon zien door het glas. Er zat iets overheen. Een verbrokkeld wit waas. Het waas bewoog.
Mijn arm bevroor nog voor ik de lichtknop aangeraakt had. Mijn voeten zogen zich vast aan de grond. Mijn mond opende zich, geluidloos. Het manshoge raam was dichtgepleisterd met maden. Klein, vette, kronkelende maden. Geen tientallen, geen honderden, maar duizenden. Mijn ogen gleden langzaam naar beneden, naar de grond. Een deel van het grut was erin geslaagd zich onder de deur door te wurmen en verkende nu de keukenvloer. Mijn ogen gleden verder. Met een zekere verbetenheid baanden de mormels zich een weg naar overal. Ze zaten in hoeken, in kanten, op de vensterbank, op de deurmat, achter de mand die tegen de muur stond.
Ik voelde pijn in mijn aderen. Mijn gestolde bloed begon weer te stromen. Ruwe borstels, kokend water, een blik die kon doden: meer had ik niet.
En meer had ik ook niet nodig.

rain-drops-on-the-pavement-slow-motionEen halfuur later hapte ik naar adem bij het schuifraam, en probeerde me heel hard niet voor te stellen hoe stenen en mos ook een beetje naar gekookt vlees roken.

 

 

 

Voor diehard filmfans: het laatste deel van het verhaal laat zich graag lezen met deze soundtrack op de achtergrond http://www.youtube.com/watch?v=Me-VhC9ieh0

Geef een reactie